Harrie Kamphof en laura Verholst werken aan een betere jongveeopfok

 “Wij meten de kalveren twee keer voordat ze naar de opfokker gaan om zeker te weten dat ze goed genoeg zijn en om scherp te blijven. Voordat je het weet wordt je weer bedrijfsblind” aldus Laura Van Holst, medewerker op het bedrijf van Harrie Kamphof uit Zwolle. Harrie en zijn medewerkers doen mee aan het project “geef ze de vijf’ van Valacon. De deelnemers willen hun koeien op een gezonde en economische manier tenminste 5 lactaties kunnen melken.

Structuur

Betere economische resultaten met een langere levensduur is weliswaar het doel, maar daar kom je niet zomaar, zo was de gedachte. En dus werd het project door Harrie en zijn medewerkers aangegrepen om meer structuur te krijgen in hun werk. Een goed moment om de verantwoordelijkheden en taken nog eens goed tegen het licht te houden. En voor Laura onder meer de taak om de jongveeopfok op orde te krijgen.

Diarreeproblemen

In het verleden bleef de ontwikkeling van de kalveren achter. Ze hadden vaak diarreeproblemen en soms ook met de longen in de oude grupstal waar de zes eenlingboxjes voorheen stonden. Na nog eens goed alles onder de loep te hebben genomen was de conclusie dat het klimaat niet goed genoeg was. Ook door overbezetting liet de hygiëne te wensen over Het kreeg allemaal te weinig aandacht omdat het niet makkelijk genoeg ging en vaak onnodig veel tijd kostte. “En omdat we te weinig in de gaten hadden hoe belangrijk sommige dingen zijn” aldus Laura. En daarmee gingen ze aan de slag.

Het begint met de biest

Laura: “we letten nu vanaf het begin veel beter op of alles goed gaat, we meten steeds de brixwaarde van de biest en noteren het aantal liters wat de koe bij de eerste melking geeft en zorgen dat ze zo snel mogelijk biest krijgen en als het echt niet gaat dan gebruiken we een sonde”. Laura heeft het liefst dat ze uit zichzelf drinken, maar als het echt niet lukt dan moet je het kalf een handje helpen, zo is haar redenering. Daarna krijgen de kalveren volle melk. Ze is er ook op tijd bij met dekjes als het te koud wordt. “Het helpt heel goed en door met al die dingen zo bezig te zijn word je veel bewuster van alles en je ziet resultaat” reageert ze enthousiast. ”Zo viel het me op dat de groep koeien die als kalf met de drinkautomaat melk gekregen hebben, beter ontwikkeld zijn dan de soortgenoten van de jaren ervoor”. Dat komt volgens haar niet alleen door de werking van de automaat maar doordat je volgens plan werkt en de overgangen soepeler verlopen.

Buiten is beter

Volgens Laura is er niets beter dan de kalveren zoveel mogelijk in de buitenlucht te houden. “Een beter klimaat dan de buitenlucht kun je niet hebben maar ze moeten wel beschut kunnen liggen. Dit is mijn ervaring nadat er door Harrie een nieuwe overkapping werd getimmerd”. Deze heeft de opening op het zuidoosten met in de ochtend de zon en op het warmst van de dag in de schaduw. De eenlinghokken onder de overkapping staan een eindje van de grond, wat niet alleen helpt voor de hygiëne maar ook het werkcomfort bij de eerste keer biest verstrekken verbetert. Ook zijn ze per twee geschakeld zodat je er altijd makkelijk aan de zijkant bij kunt. “We hebben ze op wieltjes staan zodat we ze makkelijk kunnen verrijden om ze schoon te maken” aldus Laura. “In principe hebben we er aan 10 genoeg omdat we niet meer jongvee aan willen houden dan nodig”.

Strenge selectie

Harrie maakt een jongveeplan met een opfokfokquotum van 50% fokstieren en 50% BWB zodat ze precies weten van welke koeien ze de kalveren aanhouden. Ze selecteren daarna de kalveren na een maand streng. Alle kalveren worden op volgorde genummerd en de ontwikkeling wordt nauwlettend gevolgd. Na 3 weken gaan de nuka’s naar de jongveestal met een strodeel en een roosterdeel.  De kalveren worden dan opgestart bij de drinkautomaat met het drinkschema.

Succesverhaal

De laatste vraag aan Laura: Heeft het allemaal wat opgeleverd? “Zeker weten” reageert Laura enthousiast, “het is echt een succesverhaal. We gebruiken veel minder “poeders en pillen”, we hebben veel minder werk aan behandelingen en er is bijna geen diarree meer. De kalveren doen het gewoon veel beter en er vallen minder kalveren uit!” En wat wordt het vervolg? “Nu gaan we aan de slag met de stal voor de oudere kalveren. Daar is het klimaat niet goed genoeg”. Volgens Laura blijft het ook belangrijk om goed bij de les te blijven en goed oog op de kalveren te houden. Ze gaan op de leeftijd van ongeveer 1 jaar naar de opfokker en Laura geeft dan het inseminatiemoment mee door ze op te meten. Regelmatig kan de opfokker op 13 maanden beginnen met de eerste inseminaties omdat ze qua ontwikkeling daar aan toe zijn. Om zo weinig mogelijk afzwaaiers te krijgen gebruiken ze een eigen stier voor de pinken die niet drachtig zijn geworden van de KI. Daarna volgen ze de dieren zo goed mogelijk. “We beoordelen de drachtige pinken op de ontwikkeling en laten kalfvaarzen ongeveer een maand voor afkalven weer terugkomen. Uiteindelijk verwachten we een gemiddelde afkalfleeftijd te bereiken van 22 tot 24 maanden met een kleine spreiding”.

“We bereiken ons doel”

Harrie vult aan: “Ons doel is een afkalfleeftijd van gemiddeld 23 maanden maar we houden het 22 tot 24 maanden wat ruim aan omdat als er eentje tegenvalt deze toch binnen de marge valt die we willen en we ons doel bereiken. Als ze bij de groei die ze nu realiseren voldoende ontwikkeld en zwaar genoeg zijn om te gaan produceren denken we aan insemineren. Dat is de ervaring van het afgelopen jaar”.