Wij hebben doorgaans aardig wat op met de wetenschap, maar in sommige onderzoeken kunnen wetenschappers de plank behoorlijk mis slaan. Als je geen verstand hebt van levensduur krijg je rare conclusies. Zo gebeurde dat ook bij een analyse van accountantsbureau Countus. De economische resultaten van de 25% bedrijven met de kortste en de 25% met de langste levensduur, met een verschil van 11 maanden, zouden nauwelijks verschillen. Een aantal indicatoren waren vergelijkbaar tussen de 2 groepen, zoals de intensiteit en de melkproductie. Los van het feit dat ze dezelfde fout maken als de wetenschappers, is het in tegenspraak met andere analyses. Een nadere beschouwing laat zien dat de verschillen in baten en lasten, die helemaal niets met de levensduur te maken hebben, de verschillen in economisch resultaat afvlakken of verdoezelen. De economische effecten als gevolg van verschillen in de levensduur sneeuwen onder, zogezegd.
Jongvee geen graadmeter
Alfa accountants en adviseurs publiceerde onlangs in de reeks Cijfers die spreken een vergelijking tussen bedrijven op basis van de intensiteit. Extensieve bedrijven blijken aanzienlijk meer jongvee aan te houden: 5,75/10 melkkoeien tegen 4,1/10 op de intensieve. De intensieve bedrijven zouden dus een flink langere levensduur moeten hebben dan de extensieve. Maar dat valt tegen. Extensieve bedrijven houden makkelijk wat meer aan omdat er ruwvoer genoeg is en vaak is daar de omzet en aanwas hoger, volgens de analyse van Alfa. En wellicht laten ze zich eerder verleiden tot het onnodig inwisselen van een koe door een vaars. De intensieve bedrijven kopen juist meer vaarzen aan of hebben de opfok elders. Die zullen vast wat kritischer zijn.
Levensduur versus levensproductie
Ook op basis van de vergelijking van de provincies (CRV 2023) kunnen we anders concluderen. De kortste levensduur zien we in Brabant waar ook de meest intensieve bedrijven zitten met een gemiddeld hoge productie. En de langste in de meer extensieve weidegebieden met een gemiddeld lagere productie maar wel met de hoogste levensproductie. Bedrijven met een hoge productie hebben op basis van die vergelijking, gemiddeld een kortere levensduur en een lagere levensproductie. Je kunt wel 15 redenen bedenken waarom dat zo is. Maar nog niemand heeft een sluitende verklaring.
Levensduur als doel
Het advies van Countus is: “ (…) zie de melkproductie en levensduur van de koeien als een resultaat van andere inspanningen, niet als een doel op zich”. Maar als je weet dat op een gemiddeld bedrijf elke maand levensduur zo’n €2.000 op kan leveren, zoals Flynth liet zien, waarom zou je dan niet een langere levensduur als doel mogen stellen en je bedrijfsvoering daarop aanpassen? Er zijn genoeg redenen om nog eens een serieuze analyse te maken van de boekhoudcijfers. Alleen een eenduidige boodschap kan melkveehouders echt vooruit helpen. Overigens is dat ook wat we van de accountants zelf horen.