Kalveren worden geboren zonder antilichamen die afweer moeten bieden tegen ziektekiemen. Ze zijn daardoor zeer kwetsbaar en hebben de antilichamen uit de biest hard nodig. Na de biestperiode neemt de afweer die met de biest is opgebouwd geleidelijk af en bouwt het kalf zelf actieve afweer op door de ontwikkeling van het eigen immuunsysteem. Als dat niet snel genoeg gaat, of de biestvoorziening is onvoldoende, dan komt er een weerstandsdip en is het kalf opnieuw zeer vatbaar voor infecties. Maar de biest doet veel meer. Het is ook de eerste energievoorziening en mineralenvoorziening en het bevat allerlei belangrijke stoffen voor de ontwikkeling van het maag-darmkanaal. Biestvervangende producten kunnen nooit vervangen, hooguit aanvullen.
De productie van de biest begint al 3 tot 4 weken voor het afkalven en de kwaliteit wordt sterk beïnvloed door de voeding in de droogstand. De variatie in samenstelling blijkt veel groter te kunnen zijn dan die in gewone melk. De mogelijke oorzaak zijn de verschillen in ras, pariteit, droogstandslengte, droogstandsrantsoen, leeftijd en eventuele eerdere blootstelling aan infecties/ziektes.
Op het Kennisplatform Levensduur hebben we op basis van een groot aantal (recente) wetenschappelijke artikelen de informatie over de biestperiode (Hfdst 3.1) geactualiseerd. De essentiële zaken met aandachtspunten en tips. Ben je nog geen lid, wordt het dan voor minder dan 1 euro per week om er je voordeel mee te doen. Meld je hier aan.