Economie van levensduur (2): de afweging bij vervanging

In de pilotgroep Geef-ze-de-vijf kwam meerdere keren de vraag: wat is nu de beste keuze: de koe afvoeren in ruil voor een vaars of niet? Daar is de Gouden Regel voor de Levensduur uit voortgekomen: voer een koe pas af als je denkt dat ze de volgende lactatie niet meer doorkomt door problemen die je verwacht of als ze te weinig produceert. Maar wat is te weinig? En wanneer komt een koe de lactatie niet meer goed door?

Een voorbeeld uit de praktijk
We werken een voorbeeld uit de praktijk van de pilot Geef-ze-de vijf uit. In onderstaande grafiek is verloop van de productie met de leeftijd van een grotere groep bedrijven weergegeven (stippellijn). Gemiddeld gesproken produceert een oudere koe altijd meer dan een vaars. Maar geleidelijk aan zakt de productie en kun je verwachten dat een vaars meer zal geven. De lijnen voor enkele individuele bedrijven in de grafiek laten zien dat de verschillen in de praktijk aanzienlijk kunnen zijn. Koeien die zich ontwikkelen volgens de blauwe lijn, en op een hoog niveau blijven produceren, zijn veel langer economisch interessanter dan een vaars. Zelfs een vaars met een hoge genetische potentie wint het niet van een oude koe. Bij de oranje lijn (bedrijf C) ligt dat iets anders. Hoewel de oudere koeien gemiddeld nog steeds iets meer produceren zal een deel van de koeien al eerder op een te laag niveau produceren. Dat betekent dat de spreiding in de Lactatiewaarde (lw) een rol gaat spelen. Als er zich bij twijfel problemen voordoen is de keuze snel gemaakt.

De economische betekenis
In het eerste deel van deze serie over de economie zijn we ingegaan op het levenssaldo. Het verschil tussen kosten en baten over het hele productieve leven van een koe. Daarmee kun je in beeld krijgen wat het je oplevert als de koeien ouder worden. Maar op basis daarvan kun je niet bepalen of je een individuele koe moet aanhouden of afvoeren. De vraag is eigenlijk of een individuele koe de volgende lactatie meer of minder oplevert dan de vaars in haar eerste lactatie. Ter illustratie hebben we een voorbeeld uitgewerkt op basis van het gemiddelde uit de bovenstaande grafiek. Voor de vergelijkbaarheid zijn we uitgegaan van de 305 dagen productie die we vervolgens hebben omgerekend naar een tussenkalftijd van 415 dagen met 370 productiedagen en een droogstand van 45 dagen. De opfokkosten, de melkprijs, de voerprijs, de vleesprijs etc. hebben we gelijk gehouden. Kosten voor gezondheidszorg zijn hoger naarmate de koe ouder wordt. Er wordt vanuit gegaan dat de af te voeren koe de lactatie vol maakt. Als een koe problemen heeft waardoor afvoer logisch is, dan speelt dat geen rol want dan is er geen keuze. Het gaat dus om de economische afweging bij vrijwillige afvoer. De resultaten staan in onderstaande tabel.

Waar ligt het omslagpunt?
Vroeger of later zakt de productie met het ouder worden en kun je verwachten dat een vaars meer zal geven dan een ouder koe. De productie is economisch gezien het allerbelangrijkste, maar er spelen ook nog andere factoren mee. Waar ligt het omslagpunt en hoe neem je de andere factoren mee in je overwegingen?

De productie
Vanwege de hogere productie levert een oudere koe in dit rekenvoorbeeld tot in de 9e lactatie meer op dan een vaars. Het verschil met een vaars neemt af vanaf de 6e lactatie, als de gemiddelde koe over haar top is. Maar het verschil is nog steeds aanzienlijk en geen reden voor afvoer. Bij een hoge productie, zoals bij bedrijf A in de grafiek, gaat dat nog (veel) langer door. Bij een lagere productie zoals bij bedrijf C zal de vaars het eerder winnen van een oudere koe. Maar gemiddeld gesproken zal een koe tot op hoge leeftijd economisch interessanter zijn dan een vaars zolang ze geen gezondheidsproblemen heeft en vruchtbaar blijft. Het zal duidelijk zijn dat een hogere productie levensduurverlenging economisch nog interessanter maakt dan het al is. En dat de gezondheid en vruchtbaar bepalend zijn voor aanhouden of afvoeren.

De prijsverhoudingen
Prijsverhoudingen hebben effect op alle koeien. Het grootste effect bij een hoog voerverbruik en een hoge productie. Hier in de 5e en 6e lactatie. In dit rekenvoorbeeld komt een 5% hogere voerprijs neer op gemiddeld € 104.- extra voerkosten per koe per lactatie. Bij een 5% lagere melkprijs scheelt dat gemiddeld € 283.- per koe per lactatie. Het verschil in saldo per lactatie bedraagt gemiddeld ruim €1.000. Dus de slechtere prijzen zijn geen reden om een koe eerder af te voeren. Nog steeds is de oudere koe economisch interessanter. Toch zie je dat het verschil bij de oudste koeien is gehalveerd en dan komt de vraag of je dat verschil kunt goedmaken door een vaars met een hogere aanleg voor melkproductie en gezondheid in te steken. Moet je wel wachten tot het “break-even punt”?

De vleesprijs
Vaak hoor je dat een koe is afgevoerd omdat ze veel zou opbrengen. Als je dat overweegt zou je dat af moeten zetten tegen het verschil in saldo tussen vaars en koe. Dat verschil zou je met een hogere vleesprijs moeten overbruggen. Vergelijkbaar met de hiervoor besproken prijseffecten. Ook telt het feit dat je een vaars moet insteken die je anders zou kunnen verkopen. En als je er geen hebt zul je er een moeten kopen en dat kost je al minimaal zo’n €1.750 tot meer dan €2.000. De vleesprijs zou al erg hoog moeten zijn, tenzij de productie erg laag is, want dan is het omslagpunt eerder bereikt. Alles overziend is de opbrengstprijs van een koe niet snel een argument om haar te vervangen. In de praktijk zie je dan ook vaak dat er nog wat anders speelt zoals een lage productie, een verminderde vruchtbaarheid of een te hoog celgetal.

De droogstand
Soms hoor je als argument voor de afvoer, dat je een droogstandsperiode minder hebt waarin een ingestoken vaars wel produceert. De melk die je in 45 dagen droogstand zou verliezen, zou dan opgevangen kunnen worden door die van een vaars. Hoe groot is dat verschil? In ons voorbeeld produceert een vaars in die 45 dagen ca. pakweg 1.300 kg melk. Kan een oudere koe dat goedmaken? In onderstaande tabel vergelijken we de lactatieproductie van een vaars, 9.053 kg in 370 dagen, met die van een oudere koe in 370 – 45 = 325 lactatiedagen. In die 325 dagen produceert een oudere koe altijd nog meer dan een vaars in de hele lactatie. Als je aan ziet komen dat een koe de volgende lactatie niet meer goed doorkomt, dan is het goed om haar in elk geval voor de droogstand af te voeren, als ze bovendien goed in conditie is brengt dat extra geld op.

Conclusie
Een oudere koe geeft gemiddeld een beter economisch rendement dan een vaars. Vervangen door een vaars zou een economische afweging moeten zijn. Maar vaak spelen er andere zaken die een zuiver economische afweging in de weg staan. Het is zaak om de randvoorwaarden zodanig te optimaliseren dat een zuiver economische afweging wel kan worden gemaakt.

In de volgende aflevering gaan we in op enkele genetische eigenschappen van de koe zelf die daarbij een rol kunnen spelen. Zoals de genetische potentie van een vaars en vroeg- of laatrijpheid.

Meer "onderzoek en praktijk"