Vanaf het eerste moment dat Joost van den Anker (Anker Holsteins) meedoet aan de pilot Geef-ze-de-vijf ging hij serieus aan de slag met de levensduur. Er moesten wel een paar knopjes omgezet worden want Joost heeft liefhebberij in de fokkerij, hij fokte de stier Vitesse (zie onderstaande tabel), en hij hield veel jongvee aan om goed te kunnen selecteren. Het bracht geld in het laatje. “Van alle studieclubs heb ik het meeste gehad aan deze. Je gaat heel anders denken over levensduur en dat heeft veel opgeleverd” aldus Joost van den Anker die een bedrijf runt van ruim 160 koeien op 100 ha in het Gelderse Maurik. De gemiddelde leeftijd van de koeien was bij de start 4.05 en de afvoerleeftijd 5.05 volgens het laatste MPR-jaaroverzicht 4.07 resp. 5.08. Met een rollend jaargemiddelde van 9.870 kg melk met 4,50% vet en 3,47 eiwit.
Joost van den Anker: "fokken hoort er gewoon bij".
Minder jongvee
Als je serieus aan levensduur wilt werken en de opfokkosten omlaag wilt brengen, dan moet je zo min mogelijk jongvee aanhouden. Het is een van de belangrijkste economische voordelen. Maar Joost kon zijn jongvee altijd goed verkopen en dat vertekende het beeld. Het voorstel was om er een aparte economische tak van te maken en de vaarzen voor de verkoop niet mee te tellen voor de levensduur. Maar hij maakte toch de keuze om drastisch te snoeien in het jongvee. Hij merkt nu ook dat een ongelukje of een onverwachte aandoening de ontwikkeling wel afremt en dus is de uitdaging om ook die zoveel mogelijk te voorkomen.
Hij weet het als geen ander: “je kunt wel denken dat de stier alles bepaalt voor productie en levensduur, maar vergeet je eigen invloed niet. Er speelt veel meer waar je als boer de hand in hebt. Het is meer dan selecteren en fokken, hoewel dat wel heel belangrijk is”.
Vasthouden aan je fokdoel
“Je moet zelf ook goed weten wat je wilt en daaraan vasthouden. Soms doet een stier het in jouw systeem goed terwijl hij het op een ander bedrijf helemaal niet goed doet, zoals een Balisto” geeft Joost aan. Fokkerij blijft hij een uitdaging vinden die hem bij levensduur van pas komt. “Het gaat om het fokken van een goed gebouwde boerenkoe, waarbij je niet voor het mooie moet gaan maar voor het functionele”. Hij kijkt ook graag bij de andere deelnemers in de stal en daar ziet hij soms “mooie diepe, brede en zware koeien, echte graskoeien”.
Volgens Joost is er een groot verschil tussen een correct gebouwde koe en een opgepimpte showkoe. Zonder keuren mis je eigenlijk niets, wil hij maar zeggen, en het is maar net hoe je naar een koe kijkt en dat is voor de boer anders dan voor de keurmeester. Toch vindt hij het niet altijd even gemakkelijk om een kalf van een koe die hoog ingeschreven staat te verkopen. Dat is ook de reden waarom hij nog steeds teveel pinken aanhoudt, vindt hijzelf. Maar als fokken belangrijk voor je is, dan is dat wel te begrijpen.
Stierkeuze
“De gezondheidskenmerken zijn bij de stierkeuze het meest bepalend want die bepalen voor een groot deel de afvoer en dus de levensduur” geeft hij aan. Stieren kunnen een grote invloed hebben op de gezondheid en dat merkt hij bij zijn Mortellaro-koeien: ” van bepaalde stieren haal je ze er meteen uit”. Volgens Joost moet je ook goed kijken naar de achtergrond van de stieren. “In VS zie je nog veel aanbindstallen bij fokkers. Andere omstandigheden en genetica die hier niet passen. En je ziet trouwens pas laat of een stier echt goed is” geeft Joost aan. “Voor mij zijn kruisbreedte (ruimte voor de uier) en kruisligging heel belangrijk. Kalveren met een opstaand kruis, wat goed opvalt als het kruis kantelt als ze de kop omhoog houden, gaan er meteen uit”.
Genomics en betrouwbaarheid
Joost maakt gebruik van genomics informatie. “Maar” zegt Joost “of een stier goed is zie je pas veel later en daarom moet je niet blind varen op genomics”. Hij laat van zijn jongvee het genetisch profiel maken (haartjes trekken) omdat hij op die manier een inschatting kan maken van de zwakke punten bij het jongvee en dat helpt hem bij de selectie. “Genomics geeft ondanks de groeiende referentiepopulatie een grotere spreiding dan het gebruik van fokstieren” aldus Joost. “Ik respecteer wel de basisfokwaarden en zie de NVI als een redelijke graadmeter voor mijn bedrijf, maar ik kijk ook steeds meer naar de TIP (Toegepaste Index Praktijk van NVO-veeverbetering) omdat die beter aansluit bij wat ik wil”. Hij gebruikt zelden de nr. 1 op de stierenlijst omdat die vaak veel melk geven en hij wil graag de aanleg voor gehaltes verhogen.
Omschakelen naar biologisch
Joost gaat omschakelen naar biologisch. “Ik moet terug naar ca. 120 koeien om aan de 170 kg N per ha. te komen en de productie zal ook lager uitvallen, het zal wennen zijn maar er staat ook wat tegenover” zegt Joost. De kennis van de fokkerij komt hem goed van pas want “met biologisch boeren moet je wel de juiste koeien fokken”. Joost gaat voor echte ruwvoerverwerkers die een mooie productie halen zonder dure krachtvoerders. Melkvee houden met de huidige grondstof- en energieprijzen wordt te duur, zeker als je de dure grond meetelt. En vooral geen hoogtemaat meer en dat vraagt een andere selectie voor een niet te grote, maar sterke en brede koe. En natuurlijk selecteren op “grazing”, koeien die graag naar buiten willen. Stieren met een “grazing” achtergrond (Nieuw Zeeland, Australië) kun je tegenwoordig ook in Nederland wel krijgen. “Voor een mooi vlak exterieurpatroon, type en frame boven de 104 en een goed conditiebehoud” zo wil Joost ze op zijn bedrijf hebben en dat vraagt een gerichte selectie. Maar daarvoor wil hij toch graag iets langer naar de kalveren kunnen kijken om ze scherp te kunnen selecteren.
Op tafel ligt een stapel schetsen. Op elke schets van de koeien waarvan hij denkt dat ze niet door kunnen staat in handschrift een kalf of pink tussen 1 en 13 maanden oud die in principe moet gaan zorgen voor de vervanging. De rest gaat met de handelaar mee. Joost maakt er serieus werk van!