Met probleemloze koeien wordt je beloond

Discussieer mee en meld je aan voor een van de bijeenkomsten via de links onder aan deze bijdrage.

Volgens veel erfbetreders is er maar één koe die een langere levensduur kan garanderen, en dat is een probleemloze koe. Dat kwam naar voren in de eerste regionale gespreksronden in het project Erfbetreders en Levensduur. Alléén bij zo’n koe kun je ook een verantwoorde economisch afweging maken over aanhouden of afvoeren. Want dan gaat het niet meer over het voorkómen en (kostbaar) behandelen van problemen, maar over de vraag of de koe nog goed genoeg is om aan te houden. Ouderdomsproblemen waar de gemiddelde koe nooit aan toekomt zullen dan beslissend zijn. Maar hoe krijg je zo’n koe en wat heb je voor die afweging nodig?

Meerdere factoren maken een probleemloze koe
De levensduur is van veel factoren afhankelijk. Een bekende regel uit de genetica is: genotype + milieu = fenotype. In andere woorden: wat je ziet is het resultaat van je fokbeleid en wat je ermee doet. Het gaat dus in de eerste plaats om de genetische aanleg of potentie. Of die ook tot uiting komt wordt vervolgens bepaald door de omstandigheden zoals ligcomfort, stalklimaat, zorg, voeding etc. Dus de probleemloosheid van een koe heb je als melkveehouder zelf in de hand, althans voor een groot deel. De vraag is eigenlijk hoe je de verschillende invloedsfactoren zo kunt sturen dat je probleemloze koeien krijgt. Vervolgens is het de vraag of je als melkveehouder de juiste economische afweging maakt; voer je een koe wel of niet af.

Afstemming
Het probleemloos maken en houden van een koe vraagt de inzet van de verschillende erfbetreders. Zij moeten hun adviezen, in overleg met de melkveehouder, zoveel mogelijk afstemmen op de  behoeften van de koeien. Je kunt bij de stierkeuze voor een hogere melkproductie kiezen, maar als de voeding daar niet goed op is afgestemd kun je problemen verwachten. En als dierenartsen die samenhang niet ziet bij problemen in de transitie, kunnen zij de melkveehouder daar niet over adviseren. Ook de veevoeradviseur moet dat inzicht hebben om zijn advies aan te kunnen passen. En wellicht is het, gezien de bedrijfsopzet, beter om een andere stierkeuze te maken. Kortom, onderling afstemming is erg belangrijk.

De beloning
Om te beginnen vraagt dat inzicht in de economische gevolgen van je afvoerbeslissingen. De discussie over economie maakte duidelijk dat veel melkveehouders en erfbetreders het lastig vinden om de economische gevolgen in te kunnen schatten van een langere levensduur. Dat is niet zo vreemd, want er spelen verschillende zaken als bedrijfsopzet, productieniveau en intensiteit. Uit de analyses van praktijkbedrijven, in samenwerking met de accountants, hebben we een economische vuistregel afgeleid voor een bedrijf met 100 koeien en uitgaande van gemiddeld 27% vervanging. Wat is de beloning voor een langere levensduur:

  • een maand extra levensduur levert gemiddeld 1.800 euro per jaar op;
  • een jaar extra levensduur levert gemiddeld 21.500 euro per jaar op.

Omgezet naar economische kengetallen voor vervanging:

  • een procentuele vermindering van de vervanging met 1% levert gemiddeld 800 euro op;
  • een procentuele vermindering van de vervanging met 5% levert gemiddeld 4.000 euro op;
  • een absolute vermindering van 30% naar 25% vervanging (is 17%) levert gemiddeld 13.500 euro op.

Het zijn vuistregels omdat ze ook samenhangen met de bedrijfskenmerken. En vergeet daarbij niet dat er nog allerlei andere voordelen door de erfbetreders zijn genoemd, als werkplezier, arbeid, imago etc.

Wat houdt ons tegen?
Als belemmeringen voor een langere levensduur wordt door de erfbetreders vaak aangegeven dat de motivatie bij de melkveehouders en de erfbetreders zelf om uiteenlopende redenen ontbreekt. Maar als we die vraag nu betrekken op de “probleemloze koe“ en de “beloning”, dan ligt het wellicht heel anders, want probleemloze koeien wil iedere melkveehouder wel. En dat zal voor de erfbetreders niet anders zijn. En dan kan de hiervoor genoemde economische afweging ook beter gemaakt worden. Zou de inbreng van de erfbetreders, of juist het ontbreken daarvan, niet een zeer bepalende factor kunnen zijn? En kan die vraag niet het best beantwoord worden door de erfbetreders zelf?

Integraal en interdisciplinair
Twee lastige woorden die staan voor “alle aspecten meenemen” en “erfbetreders van alle vakgebieden erbij betrekken”. Op de tweede serie bijeenkomsten gaan we aan de hand van concrete praktijkcasussen de uitdaging aan om daar inhoud aan te geven. En om erachter te komen waar kansen en belemmeringen liggen. Klauwproblemen worden door de erfbetreders vaak genoemd als een belangrijke belemmering voor een langere levensduur. Het wordt wel gezien als de belangrijkste reden waarom koeien niet “probleemloos” zijn en dus niet ouder worden. Hoe kunnen we dat het beste aanpakken? Ook vruchtbaarheid wordt genoemd als een van de belangrijkste redenen. Het gaat meestal over het niet of niet op tijd drachtig kunnen krijgen van een koe. Als een koe niet vruchtbaar is wordt ze als pink of vaars al afgevoerd. Het gaat vooral over de vraag hoe je een koe zo lang mogelijk op tijd drachtig kunt krijgen en de dracht in stand kunt houden. Tot de ouderdom een beslissende rol gaat spelen. Hoe kunnen de verschillende erfbetreders daar hun adviezen op afstemmen?

We gaan weer in gesprek
Over de rol en de onderling afstemming van hun inbreng, gaan we in gesprek met erfbetreders uit de verschillende vakgebieden. Hoe denken zij dat het zou kunnen en wat denken ze daarvoor nodig te hebben. Ben je erfbetreder en heb je ideeën die je wilt delen, kom dan naar een van de regionale bijeenkomsten in november. Je kunt je aanmelden via

– 14 november | Cater & Caring, Leusden (Utrecht) > Aanmelden
– 18 november | Melkveebedrijf van Veldhoven, Dussen (Noord-Brabant) > Aanmelden
– 21 november | Kalfsvlees Zuna, Zuna (Overijssel) > Aanmelden
– 28 november | Landgoedboerderij Oosterheerdt, Leek (Groningen) > Aanmelden

Meer "onderzoek en praktijk"